Het bosgebied de Marisberg is het hoogst gelegen gebied van het struinpad. Het ligt 4-5 meter hoger dan het Molentje. Opvallend is het microrelief: kleinere hoogteverschillen in het landschap die ontstaan zijn door de werking van de wind. Het stuivende zand is later vastgelegd door de aanplant van (naald)bossen. Meer weten..
Microrelief, zoals op de Marisberg wordt in ons land op veel plaatsen aangetroffen onder (naald)bossen in het zandlandlandschap. De algemene verklaring is dat deze kleinere hoogteverschillen in het landschap in twee fasen ontstaan zijn door de werking van de wind.
De eerste fase was tijdens het laatste deel van het Pleistoceen, de periode van de glacialen (ijstijden), die duurde van 2,5 miljoen tot 10.000 jaar geleden. Tijdens het laatste deel ervan (het Weichselien) kwam het ijs tot midden-Denemarken. In ons gebied overheerste toen een ijzige noordenwind, die zand meevoerde, onder andere uit het droog liggende Noordzeebekken. Dit zogenaamde dekzand werd met sprongetjes (salterend) vervoerd en werd in onze streken vastgelegd door de aanwezige (toendra) vegetatie in de vorm van langgerekte dekzandruggen, vaak met een paraboolvorm (hoefijzerachtige vorm).
De tweede fase dateert vanaf de Middeleeuwen. De toen aanwezige bossen werden gekapt en veranderden in heidevelden. De hei werd geplagd (afgegraven) om in een potstal te dienen voor een droge ondergrond voor schapen. Door het plaggen ontstonden herhaaldelijk grote zandstormen, die het al aanwezige microrelief nog wat verder accentueerden. De bewoners van het gebied probeerden die te beteugelen door het aanplanten van (dennen) bos. Het hout daarvan werd later gebruikt voor het stutten van de mijngangen in Zuid-Limburg. Toen dit door de mijnsluitingen niet meer nodig was, werden de bomen niet meer gekapt en werden dus steeds dikker. Daarom treffen we hier behoorlijk dikke bomen aan. Naaldbos overheerst ook nu nog in grote delen van de Marisberg, maar wordt langzamerhand omgezet tot een meer gevarieerd bos met ook veel loofhout. Stichting VEEN heeft hier ook ongeveer 6 hectare bos in bezit, dat langzamerhand zowel qua leeftijd als begroeiing steeds gevarieerder en dus soortenrijker wordt.
Om te onderzoeken of bovenstaande verklaring ook hier geldig is, hebben wij in 2020 een aantal boringen uitgevoerd in ons bos. Tot onze verrassing boorden wij niet vrijwel onmiddellijk in het gele stuifzand, maar bleek er een donkere bovenlaag aanwezig te zijn van 40 tot 70 cm dik. Het is dus in ieder geval geen heel jong stuifzandlandschap. Daarbij gaat de bodemvorming namelijk niet diep, hooguit 20 tot 30 cm. Op de oudste topografische kaart, van 1895, is te zien dat de Marisberg in die tijd al bebost was. Uit eigen waarneming (jaarringen van bomen tellen) is gebleken dat rond 1935 het huidige naaldbos is aangeplant, in 1895 zal er waarschijnlijk een heel ander soort bos gestaan hebben. Uit de vrij diepe bodemontwikkeling in een verder duidelijk stuifzandlandschap kan toch wel de conclusie worden getrokken dat het om een verstuivingsgebied gaat van wel enkele honderden jaren oud. Het gebied rond de Marisberg ligt relatief hoog, in de directe omgeving zijn verschillende Romeinse vondsten geweest, mogelijk was dit gebied al in de Romeinse tijd een landbouwgebied. Misschien liggen er onder de zandverstuivingen nog wel resten van een zeer oud landbouwgebied. Dieper boren is dus nodig.